ECLI:NL:CRVB:2017:4297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Causaal verband tussen bevalling en arbeidsongeschiktheid in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Appellante, die als projectmanager werkte, meldde zich ziek in verband met haar zwangerschap en bevalling. Het Uwv had haar vanaf 7 mei 2015 geen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) meer verstrekt, omdat de verzekeringsarts concludeerde dat haar arbeidsongeschiktheid niet het gevolg was van de bevalling, maar van andere omstandigheden, waaronder de spoedopname van haar pasgeboren zoontje. De rechtbank volgde deze visie en verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar psychische klachten, die voortvloeien uit de bevalling, de reden zijn voor haar arbeidsongeschiktheid. Het Uwv bleef echter bij zijn standpunt dat de klachten het gevolg zijn van de problemen rondom de opname van haar zoon. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een causaal verband tussen de bevalling en de arbeidsongeschiktheid van appellante. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De Raad benadrukte dat de psychische klachten van appellante voornamelijk voortkwamen uit de situatie rondom haar zoon en niet direct uit de bevalling zelf.