ECLI:NL:CRVB:2017:4317
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante, die sinds 5 maart 2009 wegens lichamelijke en psychische klachten arbeidsongeschikt is. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in 2012 vastgesteld dat appellante recht had op een uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na een herbeoordeling in 2014 heeft het Uwv geconcludeerd dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt is en haar WGA-uitkering per 29 januari 2015 beëindigd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen als gevolg van psychische en fysieke klachten zijn onderschat en dat zij onvoldoende ruimte heeft gehad om de bevindingen van de verzekeringsartsen te betwisten. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 15 december 2017 geoordeeld dat appellante voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt te onderbouwen met medische gegevens. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen de psychische en fysieke klachten van appellante in voldoende mate hebben meegewogen in hun beoordeling. De Raad concludeert dat er geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden en dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies terecht als passend zijn aangemerkt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van I.G.A.H. Toma als griffier.