Uitspraak
16.4278 PW
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het geschil betreft de vaststelling van de hoogte van de gebundelde uitkering voor de gemeente Rotterdam over het jaar 2015. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had bij besluit van 26 september 2014 een voorlopig budget toegekend, maar dit was met 5% verlaagd vanwege het niet tijdig indienen van verantwoordingsinformatie door de gemeente. De rechtbank had het beroep van de gemeente tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de correctiefactor van 5% niet in strijd is met de Gemeentewet of het evenredigheidsbeginsel. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd was om de correctie toe te passen, aangezien de gemeente niet tijdig de benodigde gegevens had ingediend. De Raad benadrukt dat het doel van de correctiefactor is om te voorkomen dat gemeenten voordeel ondervinden van te late indiening, wat ten koste zou gaan van andere gemeenten.
De Raad concludeert dat de staatssecretaris niet gehouden was om de correctie niet toe te passen, ook al beschikte hij voor het besluit over gegevens die overeenkwamen met de uiteindelijke verantwoordingsinformatie. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.