ECLI:NL:CRVB:2017:4512
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- D. Hardonk-Prins
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en medewerking aan medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant A] en [Appellant B] tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag, waarin werd geoordeeld dat [Appellant A] niet heeft meegewerkt aan een medisch onderzoek dat noodzakelijk was voor het vaststellen van zijn recht op een WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van [Appellant B] niet-ontvankelijk, omdat hij slechts een afgeleid belang heeft bij de WIA-aanspraken van [Appellant A]. De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft gesteld dat er een noodzaak bestaat voor een klinische observatie van [Appellant A] en dat hij zonder goede reden niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. De Raad maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne en concludeert dat er onvoldoende medische gronden zijn om aan te nemen dat het niet meewerken aan het onderzoek [Appellant A] niet te verwijten valt. De Raad wijst erop dat het aan [Appellant A] zelf is om een goed onderzoek naar zijn belastbaarheid mogelijk te maken en dat er geen aanleiding is voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige, aangezien er voldoende medische informatie beschikbaar is.