ECLI:NL:CRVB:2017:6
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid college om aanvraag bijzondere bijstand buiten behandeling te laten wegens niet ingeleverde stukken
Op 3 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellant, die zijn aanvraag niet volledig had ingediend. De aanvraag was gedaan op 11 september 2014, maar appellant had niet de benodigde gegevens, waaronder de toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand, ingeleverd. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 1 april 2015 buiten behandeling gelaten, omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het college ten onrechte de aanvraag buiten behandeling heeft gelaten, omdat slechts één van de gevraagde stukken ontbrak. De Raad overweegt dat het ontbreken van de toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand niet kan worden aangemerkt als een kleinigheid, aangezien dit stuk essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, en dat het college in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van de rechtbank en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 januari 2017.