Uitspraak
8 april 2016, 15/5778 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante, een vreemdeling die geen aanspraak had op voorzieningen, uitkeringen of verstrekkingen op basis van de Vreemdelingenwet 2000. Appellante had het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam verzocht om een tijdelijke maatwerkvoorziening in de vorm van maatschappelijke opvang. Dit verzoek werd door het college afgewezen op 16 april 2015, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 27 augustus 2015 ongegrond verklaard. De afwijzing was gebaseerd op artikel 1.2.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij oordeelde dat appellante geen recht had op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen en vastgesteld dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in de Wmo 2015. De Raad verwijst naar een eerdere uitspraak van 22 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1, waarin een vergelijkbare kwestie werd behandeld.
De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellante geen aanspraak kan maken op een maatwerkvoorziening op basis van de Wmo 2015. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 februari 2017.