ECLI:NL:CRVB:2017:872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en arbeidsongeschiktheid na beëindiging dienstverband
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv, waarbij hem per 21 februari 2014 geen recht meer op ziekengeld werd toegekend. Appellant, die als expeditiemedewerker werkte, meldde zich ziek op 21 januari 2013 vanwege rugklachten. Na beëindiging van zijn dienstverband op 22 mei 2013, ontving hij ziekengeld op basis van de Ziektewet. Het Uwv concludeerde na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn loon te verdienen, en verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij nieuwe medische informatie aanvoerde die volgens hem zijn klachten objectief kon maken en vroeg om een herbeoordeling van zijn belastbaarheid.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen aanleiding zag om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de geselecteerde functies passend waren. De nieuwe medische informatie werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om de eerdere conclusies te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het hoger beroep van appellant werd afgewezen.