ECLI:NL:CRVB:2017:942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- F. Hoogendijk
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijzondere bijstand woonkosten na verkoop woning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor woonkosten werd afgewezen. Appellant ontving ten tijde van belang een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en was eigenaar van een woning, die hij alleen bewoonde. De aanvraag voor bijzondere bijstand werd ingediend op 2 december 2013, met de bedoeling om ondersteuning te krijgen voor de woonkosten over de periode van 1 september 2013 tot en met 31 augustus 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellant voldoende draagkracht zou hebben om de kosten zelf te dekken. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn inkomen niet toereikend was om de woonkosten te betalen. Echter, vanaf 1 februari 2015 was appellant geen eigenaar meer van de woning, omdat deze was verkocht. De verkoopopbrengst was onvoldoende om de hypothecaire lening volledig af te lossen, maar de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen heeft appellant laten weten dat het verlies, met uitzondering van de nog onbetaalde hypotheekrente, hem zou worden kwijtgescholden. Tijdens de zitting heeft appellant geen procesbelang kunnen aantonen, omdat hij geen woonkosten meer verschuldigd was over de periode waar het hoger beroep op betrekking had.
De Raad heeft geconcludeerd dat appellant onvoldoende belang heeft bij een uitspraak op het hoger beroep, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2017.