ECLI:NL:CRVB:2018:1030
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- J.T.H. Zimmerman
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm op gezin met inwonende moeder en de gevolgen voor de bijstandsverlening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontving op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen de toepassing van de kostendelersnorm, die leidde tot een verlaging van zijn bijstandsuitkering. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant en zijn gezin de kosten van bestaan konden delen met de inwonende moeder van de appellant, wat de toepassing van de kostendelersnorm rechtvaardigde. De Raad oordeelde dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd dat de kostendelersnorm in zijn geval een buitensporige last vormde, zoals bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Raad concludeerde dat de verlaging van de bijstand niet in strijd was met de rechten van de appellant en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak benadrukt het belang van individuele beoordeling van de financiële situatie van de betrokkenen bij de toepassing van de kostendelersnorm.