ECLI:NL:CRVB:2018:1084
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opschorting en intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarbij de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant ontving sinds 26 juni 2015 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Na een anonieme melding over zijn verblijfplaats en de aanwezigheid van andere personen in zijn woning, heeft het college besloten om de bijstand van appellant op te schorten en later in te trekken, omdat hij niet op een oproep was verschenen en niet de gevraagde stukken had overgelegd. Appellant heeft pas twee maanden na de melding een aanvraag om bijstand ingediend, wat niet als 'zo spoedig mogelijk' kan worden beschouwd. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het college terecht de bijstand heeft opgeschort en ingetrokken, en dat appellant een verwijt kan worden gemaakt voor het niet tijdig indienen van de aanvraag. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.