ECLI:NL:CRVB:2018:1293
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering van een werkaanbod en de gevolgen voor bijstandsverlening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland, waarbij haar bijstandsverlening werd verlaagd vanwege het weigeren van een baanaanbod. Appellante ontving sinds 23 april 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en had een opleiding tot grafisch vormgever gevolgd. In het kader van haar arbeidsbemiddeling had een arbeidscoach van WerkSaam een baanaanbod gedaan, maar appellante weigerde dit aanbod, omdat zij in onderhandeling was over de beloning. Het dagelijks bestuur legde daarop een maatregel op, waarbij de bijstand met 100% werd verlaagd voor de duur van een maand. De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond. In hoger beroep betwistte appellante dat zij de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden niet was nagekomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellante wel degelijk verwijtbaar had gehandeld door het baanaanbod te weigeren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het dagelijks bestuur terecht de bijstand had verlaagd. De Raad benadrukte dat appellante niet voldoende had onderbouwd dat er een gerechtvaardigde reden was voor haar weigering van het baanaanbod.