ECLI:NL:CRVB:2018:1374
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor appellante in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die van 16 november 2009 tot 1 augustus 2010 als onderwijsassistente werkte, heeft zich ziek gemeld na ernstige medische complicaties en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar in eerste instantie ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend, maar later vastgesteld dat zij per 10 februari 2015 niet meer in aanmerking kwam voor deze uitkering omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ook ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante geen voldoende medische onderbouwing had overgelegd voor haar stellingen.
In hoger beroep heeft appellante dezelfde gronden aangevoerd als in de eerdere procedures, maar de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het oordeel van de rechtbank juist was. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe gegevens zijn ingediend die aantonen dat appellante meer beperkt is dan eerder vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen en bevestigd dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor haar. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De proceskosten worden niet vergoed.