ECLI:NL:CRVB:2018:1643

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
16/4833 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die lijdt aan een degeneratieve gewrichtsaandoening en een longaandoening, had verzocht om een maatwerkvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen, onder verwijzing naar een medisch advies dat stelde dat de scootmobiel in combinatie met een vervoerspas voor Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV) de goedkoopste en adequate oplossing was voor haar vervoersproblemen.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het medisch advies zorgvuldig tot stand was gekomen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat haar medische situatie niet goed was ingeschat en dat zij afhankelijk is van een gesloten buitenwagen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het college het advies van de medisch adviseur mocht volgen en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van dit advies.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante voldoende handfunctie heeft om een scootmobiel te bedienen en dat de door haar aangevoerde praktische bezwaren tegen het gebruik van het AOV niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 6 juni 2018.

Uitspraak

16.4833 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
24 juni 2016, 16/159 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 6 juni 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A. van Heijningen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Heijningen. Namens het college is verschenen mr. F.G. Veldstra.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is onder meer bekend met een degeneratieve gewrichtsaandoening en een longaandoening. Zij beschikt over vervoersvoorzieningen in de vorm van een scootmobiel en een vervoerspas voor Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV), variant Deur tot deur Plus vervoer.
1.2.
Op 30 maart 2015 heeft appellante het college verzocht haar een maatwerkvoorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen te verstrekken.
1.3.
Bij besluit van 22 juli 2015 heeft het college de beoogde maatwerkvoorziening afgewezen. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
1.4.
Het college heeft het bezwaar van appellante, onder verwijzing naar een advies van
MO-zaak van 13 juli 2015, ongegrond verklaard bij besluit van 1 december 2015 (bestreden besluit). Appellante kan gebruik maken van het AOV Deur tot deur in combinatie met een scootmobiel. Daarom is een gesloten buitenwagen niet het goedkoopst adequate vervoermiddel.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hierbij is overwogen dat het MO-advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en het college zijn besluitvorming daarop heeft mogen baseren. Appellante heeft haar stelling dat haar medische situatie zou zijn onderschat, niet met medische stukken onderbouwd. Het college heeft de aanvraag om een gesloten buitenwagen mogen afwijzen omdat uit het medisch advies blijkt dat de scootmobiel in combinatie met de vervoerspas voor het AOV de goedkoopst adequate voorziening vormt voor het vervoersprobleem van appellante.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Onder verwijzing naar medische informatie voert appellante aan dat zij is aangewezen op een gesloten buitenwagen. Een scootmobiel is door de kou en een permanent doof gevoel in haar handen niet geschikt. Het knijpen in de remmen is voor haar moeilijk waardoor het rijden op een scootmobiel gevaarlijk is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor de van toepassing zijnde wet- en regelgeving wordt naar de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit verwezen.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college het bestreden besluit mocht baseren op het advies van de MO-zaak van 13 juli 2015. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat dit medisch advies niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is.
4.3.
De Raad ziet geen aanleiding te twijfelen aan het standpunt van het college dat appellante niet op grond van medische en functionele beperkingen op een gesloten buitenwagen is aangewezen en dat haar beperkingen met het AOV Deur tot deur in combinatie met de scootmobiel voldoende worden gecompenseerd. In de in hoger beroep door appellante overgelegde informatie, nog los van de vraag of deze informatie betrekking heeft op de periode in geding, vindt de Raad geen steun om tot een ander oordeel te komen. In zijn rapport van 10 november 2017 heeft medisch adviseur H. van de Heuvel, na eigen onderzoek aan de handen van appellante, geconcludeerd dat zij een goede handfunctie heeft waarmee zij een scootmobiel kan bedienen. Zij heeft een goede knijpkracht, zij kan een vuist maken, bij beide handen kan zij de duim naar de overige vingers bewegen en tegen weerstand in draaibewegingen van de handen/polsen maken. De door appellante overgelegde medische informatie, waaronder een brief van de neuroloog van 31 juli 2017 die geen krachtverlies in de rechterhand kon objectiveren, bevat volgens Van den Heuvel geen medische argumenten om tot verstrekking van een gesloten buitenwagen over te gaan.
4.4.
De door appellante ter zitting van de Raad naar voren gebrachte praktische bezwaren tegen gebruik van het AOV – zoals lang moeten wachten op de taxibus – vormen evenmin aanleiding om te oordelen dat aan haar een gesloten buitenwagen moet worden verstrekt.
4.5.
Uit wat in 4.1 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4.6.
Overigens is ter zitting van de Raad gebleken dat het college appellante eind 2017 een persoonsgebonden budget heeft verstrekt met het oog op de aanschaf van een vervangende scootmobiel en dat zij dit budget heeft besteed voor de aanschaf van een tweedehands gesloten buitenwagen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en D.S. de Vries en J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2018.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) B. Dogan

UM