ECLI:NL:CRVB:2018:1697
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering na kasstorting als inkomen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellante, die sinds 29 november 2008 bijstand ontvangt, heeft een kasstorting van € 350,- op haar bankrekening gedaan, wat aanleiding gaf tot een onderzoek door de gemeente Enschede. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bijstand van appellante herzien en een bedrag van € 549,01 teruggevorderd, evenals een boete van € 175,- opgelegd. De Raad oordeelt dat de kasstorting als inkomen moet worden aangemerkt, omdat appellante feitelijk over het bedrag kon beschikken en dit kon aanwenden voor haar levensonderhoud. De Raad wijst de stelling van appellante af dat de kasstorting niet als inkomen kan worden beschouwd, omdat zij het bedrag had geleend en niet vrij kon beschikken over het geld. De Raad bevestigt dat de kasstorting in aanmerking moet worden genomen als inkomen, en dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze niet te melden bij het college. De opgelegde boete wordt als evenredig aan de ernst van de overtreding beschouwd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.