ECLI:NL:CRVB:2018:1775
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkering en schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het Uwv heeft vastgesteld dat appellante met ingang van 27 december 2009 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellante, die zich op 22 september 2006 ziek meldde, betwist de conclusies van de deskundigen die betrokken zijn bij de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft de door het Uwv aangenomen beperkingen gevolgd en het beroep van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de oordelen van de deskundigen heeft gevolgd en dat er onvoldoende onderbouwing is voor het ontbreken van een urenbeperking. De Raad voor de Rechtspraak heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat de deskundigen op een consistente en inzichtelijke wijze tot hun conclusies zijn gekomen. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 4.500,- toegekend aan appellante wegens de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, die met bijna vier en een half jaar is overschreden, geheel toe te rekenen aan de bestuursrechter. De Raad heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding.