ECLI:NL:CRVB:2018:190
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen op eerder besluit inzake ziekengeld en WAO-uitkering na beoordeling van medische feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als parkeerwachter werkte, had zich op 15 januari 2003 ziekgemeld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in 2003 vastgesteld dat appellant per 17 oktober 2003 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij geschikt werd geacht voor zijn werk. Appellant verzocht in 2014 om herziening van dit besluit op basis van nieuwe feiten, waaronder een psychiatrische diagnose van recidiverende depressieve stoornis. Het Uwv weigerde echter om terug te komen op het eerdere besluit, omdat er volgens hen geen nieuwe feiten waren die de herziening rechtvaardigden.
De rechtbank Amsterdam verklaarde de beroepen van appellant gegrond en vernietigde de bestreden besluiten van het Uwv. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts onvoldoende had onderkend dat appellant op 17 oktober 2003 mogelijk niet in staat was om zijn werk te verrichten. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische informatie was die de stelling van appellant kon ondersteunen dat hij op de relevante datum niet geschikt was voor zijn werk. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had gesteld dat er geen aanleiding was om het besluit van 28 oktober 2003 te herzien en dat de weigering om een WAO-uitkering toe te kennen op een voldoende medische grondslag berustte.
De Raad heeft het verzoek van appellant om een onafhankelijk deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten waren die de noodzaak daartoe rechtvaardigden. De beslissing van de Raad houdt in dat de eerdere besluiten van het Uwv in stand blijven en dat er geen recht op schadevergoeding bestaat.