ECLI:NL:CRVB:2018:2126

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
17/6560 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) in verband met psychiatrische grondslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 28 augustus 2017. Appellante, die lijdt aan schizofrenie, had een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ was afgewezen. Het CIZ stelde dat de grondslag psychiatrie geen toegang biedt tot de Wlz en dat er geen andere grondslag was vastgesteld die dat wel zou doen. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, waarbij zij oordeelde dat het advies van de medisch adviseur van het CIZ op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van dit advies.

In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij wel recht heeft op een Wlz-indicatie en dat het onderzoek door het CIZ niet volledig en zorgvuldig was. De Raad heeft echter geoordeeld dat het advies van de medisch adviseur, dat was gebaseerd op informatie van behandelaars en een huisbezoek, zorgvuldig was en dat appellante geen nadere medische informatie had overgelegd die de juistheid van het advies zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeerde dat de grondslag psychiatrie geen toegang biedt tot de Wlz en dat er geen andere grondslag was die recht zou geven op de gevraagde zorg. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.

Uitspraak

17.6560 WLZ

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
28 augustus 2017, 17/1599 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

Datum uitspraak: 11 juli 2018
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.G. Groen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2018. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Groen en N. Meijer. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.R. Kater en mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante is bekend met schizofrenie.
1.2.
Appellante heeft een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). CIZ heeft bij besluit van 4 oktober 2016 deze aanvraag afgewezen.
1.3.
Bij besluit van 2 februari 2017 (bestreden besluit) heeft CIZ het bezwaar tegen het besluit van 4 oktober 2016 ongegrond verklaard. Volgens CIZ is bij appellante sprake van de grondslag psychiatrie. Deze grondslag geeft geen toegang tot de Wlz. Er is bij appellante geen andere grondslag vastgesteld die toegang biedt tot de Wlz.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft CIZ mogen uitgaan van de juistheid van het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende advies van de medisch adviseur van CIZ. Concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van het advies ontbreken. De grondslag psychiatrie biedt geen toegang tot de Wlz. Appellante heeft haar stelling dat (tevens) sprake is van een andere grondslag die toegang geeft tot de Wlz niet voldoende (medisch) onderbouwd.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Volgens appellante komt zij wel in aanmerking voor een Wlz-indicatie. Het onderzoek door CIZ is niet volledig en niet zorgvuldig geweest. Er is bij appellante sprake van een somatische grondslag dan wel een verstandelijke beperking.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is het volgende bepaald:
Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1° door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2° door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het advies van 29 september 2016 van de medisch adviseur van CIZ op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De medisch adviseur heeft informatie van de behandelaars en de huisarts van appellante in zijn beoordeling betrokken. Appellante is verder thuis bezocht door een medewerker van CIZ waarbij ook zorgverlener Meijer en een SPV-er van GGZ Delfland aanwezig waren. Niet is gebleken dat aan de juistheid van het medisch advies moet worden getwijfeld. Hiervoor is van belang dat appellante geen nadere medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de medisch adviseur de medische situatie onjuist heeft ingeschat. De medisch adviseur heeft vastgesteld dat de noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid bij appellante voortkomt uit de grondslag psychiatrie. Deze grondslag geeft geen toegang tot de Wlz. De Raad ziet geen aanknopingspunten voor het standpunt van appellante dat sprake is van een andere grondslag zoals genoemd in artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz, die leidt tot de genoemde zorg.
4.3.
Uit wat is overwogen in 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter en N.R. Docter en S.E. Zijlstra als leden, in tegenwoordigheid van Y. Azirar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2018.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) Y. Azirar

KS