ECLI:NL:CRVB:2018:2126
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) in verband met psychiatrische grondslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 28 augustus 2017. Appellante, die lijdt aan schizofrenie, had een aanvraag ingediend voor zorg op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ was afgewezen. Het CIZ stelde dat de grondslag psychiatrie geen toegang biedt tot de Wlz en dat er geen andere grondslag was vastgesteld die dat wel zou doen. De rechtbank bevestigde deze afwijzing, waarbij zij oordeelde dat het advies van de medisch adviseur van het CIZ op zorgvuldige wijze tot stand was gekomen en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid van dit advies.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij wel recht heeft op een Wlz-indicatie en dat het onderzoek door het CIZ niet volledig en zorgvuldig was. De Raad heeft echter geoordeeld dat het advies van de medisch adviseur, dat was gebaseerd op informatie van behandelaars en een huisbezoek, zorgvuldig was en dat appellante geen nadere medische informatie had overgelegd die de juistheid van het advies zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeerde dat de grondslag psychiatrie geen toegang biedt tot de Wlz en dat er geen andere grondslag was die recht zou geven op de gevraagde zorg. Het hoger beroep is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.