ECLI:NL:CRVB:2018:229
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij echtgenoten en de rol van mantelzorg in het sociale zekerheidsrecht
In deze zaak heeft appellante, die bijstand aanvroeg op grond van de Participatiewet (PW), hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had geoordeeld dat de kostendelersnorm van toepassing was op appellante, omdat zij haar hoofdverblijf deelde met meerderjarige personen, waaronder haar meerderjarige zoon, die geen inkomen had. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de kostendelersnorm ook van toepassing is als er sprake is van mantelzorg voor een kind zonder inkomen. De Raad benadrukte dat de wetgever met de kostendelersnorm beoogde om rekening te houden met de voordelen van het delen van kosten binnen een huishouden, ongeacht de redenen voor het samenwonen. De Raad concludeerde dat de bijzondere omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals de drugsverslaving van haar zoon, niet voldoende waren om van de kostendelersnorm af te wijken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.