Uitspraak
16.7307 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van het besluit van 22 december 2015;
van in totaal € 170,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante ontving bijstand op basis van de Participatiewet, maar haar bijstand werd ingetrokken op basis van de veronderstelling dat zij samenwoonde met een man, [X]. Dit besluit was gebaseerd op waarnemingen van een toezichthouder, die onrechtmatig waren verkregen door middel van een videocamera. De Raad oordeelde dat deze waarnemingen niet als bewijs konden worden gebruikt, omdat ze in strijd waren met de privacywetgeving. De verklaringen van zowel appellante als [X] werden ook als 'verboden vruchten' beschouwd, omdat ze voortkwamen uit de onrechtmatige waarnemingen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs voor de conclusie dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond, wat leidde tot herroeping van het eerdere besluit van de gemeente. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.006,- bedroegen.