ECLI:NL:CRVB:2018:2802
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum IOAW-uitkering en terugwerkende kracht bij aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Limburg. Appellant ontving tot 11 september 2014 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en heeft zich op 1 september 2014 gemeld voor een IOAW-uitkering. Het college heeft appellant per 11 september 2014 een IOAW-uitkering toegekend, maar deze werd per 25 februari 2015 beëindigd. Appellant heeft op 6 april 2015 een nieuwe aanvraag ingediend, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen voor de periode van 11 september 2014 tot en met 5 april 2015, omdat er al een uitkering was toegekend voor die periode. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank die zijn bezwaren ongegrond verklaarden.
De Raad heeft overwogen dat volgens de IOAW de uitkering in beginsel niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat hij zich eerder dan 6 april 2015 bij het college heeft gemeld. De Raad heeft ook geoordeeld dat de blokkering van de uitkering geen gevolgen heeft gehad voor appellant, omdat de uitbetaling van de uitkering niet is stopgezet. De Raad heeft de aangevallen uitspraken van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard.