Uitspraak
17.2975 ZVW
OVERWEGINGEN
.Appellante heeft verzocht om heroverweging van deze toekenning
.DSW heeft dit verzoek in een brief van 6 september 2016 afgewezen
.
Centrale Raad van Beroep
Op 3 oktober 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een geschil tussen appellante, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, en de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar (DSW) over de toekenning van een persoonsgebonden budget (pgb). De rechtbank had zich eerder onbevoegd verklaard in deze zaak, wat appellante niet kon accepteren.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat artikel 8:104, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb. Appellante voerde aan dat DSW als zorgkantoor optreedt en dus een bestuursorgaan is, waardoor een doorbreking van het appèlverbod gerechtvaardigd zou zijn. De Raad oordeelde echter dat de aangevoerde gronden onvoldoende waren om het appèlverbod te doorbreken.
De Raad verklaarde zich onbevoegd en bepaalde dat het door appellante in hoger beroep betaalde griffierecht van € 124,- aan haar wordt terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A.J. Schaap als voorzitter en M.F. Wagner en J.P.A. Boersma als leden, in aanwezigheid van griffier G.D. Alting Siberg. De uitspraak vond plaats in het openbaar op 3 oktober 2018.