ECLI:NL:CRVB:2018:3061
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag in het kader van de Wet WIA na psychische klachten
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van appellante, die zich op 5 juli 2011 ziek meldde vanwege psychische klachten. Appellante, werkzaam als senior account manager, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar was het niet eens met de vastgestelde datum van arbeidsongeschiktheid. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende (medisch) objectiveerbare gegevens waren om een eerdere eerste arbeidsongeschiktheidsdag dan 5 juli 2011 vast te stellen. Appellante had betoogd dat haar arbeidsongeschiktheidsdag eerder lag, maar de verzekeringsartsen van het Uwv concludeerden dat er geen medische gronden waren voor deze stelling. De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 5 juli 2011 heeft vastgesteld. De Raad wijst erop dat appellante in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens heeft overgelegd die haar standpunt kunnen onderbouwen. De uitspraak wordt gedaan in het openbaar op 3 oktober 2018.