In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de appellant, vertegenwoordigd door mr. J. van de Wiel, een aanvraag om bijzondere bijstand heeft ingediend. De aanvraag betreft een tegemoetkoming in de kosten van het eigen risico van de zorgverzekering voor langdurig chronisch zieken over de jaren 2014 en 2015. De appellant heeft het college van burgemeester en wethouders van Valkenswaard, als rechtsopvolger van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking A2-gemeenten, aangesproken op het niet tijdig beslissen op zijn aanvragen. De rechtbank heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar het college heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd omdat er op 1 maart 2016, zij het onvolledig, op de aanvraag is beslist. De Raad heeft overwogen dat de aanvragen gelijktijdig zijn gedaan en inhoudelijk samenhangen, waardoor slechts één dwangsom verbeurd is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar met verbetering van gronden. Tevens wordt het college veroordeeld in de kosten van de appellant, die zijn begroot op € 2.004,-, inclusief griffierecht van € 170,-.