ECLI:NL:CRVB:2018:3098
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van jonggehandicapte status en bewijsnood
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellant, die niet als jonggehandicapte kon worden aangemerkt. Appellant, geboren in 1983, had in 2014 een laattijdige aanvraag ingediend voor arbeidsondersteuning op basis van de Wajong 2010, na een diagnose van paranoïde schizofrenie in 2003. Het Uwv had de aanvraag afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de Wajong 2010. De rechtbank Rotterdam had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat de medische situatie op de zeventiende verjaardag van appellant niet met zekerheid kon worden vastgesteld, wat voor risico van appellant komt. De verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben de medische informatie bestudeerd en geconcludeerd dat er geen bewijs was dat de aandoening al eerder aanwezig was. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder bewijsnood en zijn ziekteverloop, gewogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad bevestigt dat appellant niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt, omdat hij niet aan de voorwaarden voldoet.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanvragen en de verantwoordelijkheid van de aanvrager om voldoende bewijs te leveren. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.