ECLI:NL:CRVB:2018:3196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep inzake studiefinanciering en termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant, die studiefinanciering ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin zijn studiefinanciering werd herzien. De minister had gesteld dat appellant het bericht van 9 mei 2015 had ontvangen, waarin de financiële gevolgen van de herziening werden uiteengezet en waarin werd aangegeven hoe en wanneer rechtsmiddelen konden worden ingesteld. Appellant ontkende echter de ontvangst van dit bericht en stelde dat hij niet goed was geïnformeerd over zijn rechtsmiddelen.
De Raad oordeelde dat het aan de minister was om aan te tonen dat het bericht was verzonden en dat de minister dit had gedaan door middel van diverse stukken die de verzending bevestigden. De Raad concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat hij het bericht niet had ontvangen, en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.