ECLI:NL:CRVB:2018:3211

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
16/5943 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die als steigerbouwer werkte, had zich op 10 maart 2014 ziek gemeld met vermoeidheidsklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant in eerste instantie in aanmerking gebracht voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Na een beoordeling door een arts van het Uwv werd vastgesteld dat appellant belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen, zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv concludeerde dat appellant met ingang van 10 april 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.

De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aanvullende medische informatie ingebracht, maar de Raad oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch passend waren en dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit niet was voorzien van een deugdelijke motivering, maar dat de schending van de motiveringsplicht niet had geleid tot benadeling van de belanghebbenden. Daarom werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd.

De Raad veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.788,75 bedroegen, en bepaalde dat het Uwv het griffierecht van € 169,- aan appellant moest vergoeden.

Uitspraak

16.5943 ZW

Datum uitspraak: 18 oktober 2018
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
2 augustus 2016, 15/4066 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.U. Juchter van Bergen Quast hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. E.H.J. Aan de Stegge. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.I. Damsma.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als steigerbouwer voor gemiddeld 29,31 uur per week. Op 10 maart 2014 heeft hij zich vanuit een werkloosheidssituatie ziek gemeld met vermoeidheidsklachten. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.2.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling heeft een arts van het Uwv appellant op 6 januari 2015 gezien. Deze arts heeft appellant belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 januari 2015. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet in staat is zijn eigen werk te verrichten, vervolgens vijf functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen berekend dat appellant nog 98% van zijn zogeheten maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Het Uwv heeft bij besluit van 16 januari 2015 vastgesteld dat appellant met ingang van 10 april 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 4 september 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant een brief van PI-groep van 1 augustus 2016, een rapport van een neuropsychologische expertise van GZ-psycholoog drs. I. van Steijn van
20 oktober 2016 en rapport van een arbeidsmedische en arbeidskundige expertise van bedrijfsarts J.H. Pleiter van 15 juli 2018 en arbeidsdeskundige M. Overduin van 18 april 2018 ingebracht.
3.2.
Het Uwv heeft aanleiding gezien een nieuwe FML, gedateerd op 14 augustus 2018, op te stellen. In deze FML is ook een beperking opgenomen voor het halen van deadlines. Eén van de geselecteerde functies is door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet langer passend geacht, maar het vervallen van deze functie heeft geen gevolgen voor het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Het Uwv heeft dan ook bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen. Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
4.2.
Er zijn geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de voor appellant vastgestelde belastbaarheid zoals deze, in hoger beroep, is omschreven in de FML van 14 augustus 2018 en het daaraan ten grondslag liggende rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
14 augustus 2018. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de in hoger beroep ingebrachte medische informatie bestudeerd en daarin aanleiding gezien om appellant ook beperkt te achten voor het halen van deadlines. De beschikbare gegevens bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat meer beperkingen, waaronder een urenbeperking, aangenomen hadden moeten worden. Daarbij wordt betrokken, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 10 april 2015 inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd dat voor de vermoeidheid van appellant nog steeds geen goede medische verklaring aanwezig is. De diagnose ongedifferentieerde somatoforme stoornis is gesteld op basis van ervaren klachten van appellant. Bij hem is geen sprake van een aangetoonde stoornis op energetisch gebied en evenmin van een beperkte beschikbaarheid door het volgen van therapie. Ook zijn er geen preventieve gronden op grond waarvan een urenreductie op zijn plaats zou zijn. Met inachtneming van de richtlijn Duurbelastbaarheid in Arbeid is er daarom geen aanleiding voor een urenbeperking.
4.3.
Uitgaande van de beperkingen zoals vastgelegd in de FML van 14 augustus 2018 zijn de resterende voor appellant geselecteerde functies gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten voor appellant in medisch opzicht als passend aan te merken. Dit is voldoende toegelicht in het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 16 augustus 2018.
4.4.
Wat onder 4.2 en 4.3 is overwogen leidt tot de conclusie dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant met ingang van 10 april 2015 geen recht meer heeft op ziekengeld, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
4.5.
Gelet op de aanpassing van de FML in hoger beroep en de daarop gevolgde nadere arbeidskundige onderbouwing staat vast dat het bestreden besluit niet was voorzien van een deugdelijke motivering zoals artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist. De schending van artikel 7:12 van de Awb wordt met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat aannemelijk is dat de belanghebbenden door deze schending niet zijn benadeeld. Ook als deze gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Dit leidt ertoe dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 2.004,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en in hoger beroep en € 1.784,75 voor de door appellant ingeschakelde deskundigen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een
bedrag van in totaal € 3.788,75;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 169,-
aan appellant vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter in tegenwoordigheid van
Y. Azirar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2018.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) Y. Azirar

TM