ECLI:NL:CRVB:2018:3508
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag buitengewoon pensioen op basis van verzetsdeelname
Op 8 november 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een aanvraag had ingediend voor een buitengewoon pensioen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Wbp). De appellant, geboren in 1931, stelde dat hij in de jaren 1943-1945 door zijn vader betrokken was bij verzetswerk. Hij voerde aan dat hij onderduikers begeleidde en betrokken was bij andere verzetsactiviteiten. De Stichting 1940-1945 heeft echter geen bewijs kunnen vinden dat de appellant of zijn vader daadwerkelijk aan het verzet heeft deelgenomen. De Raad volgde het standpunt van de verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat niet is aangetoond dat de appellant of zijn vader verzetsactiviteiten heeft verricht. De Raad oordeelde dat de beschikbare gegevens en het onderzoek van de Stichting 1940-1945 geen aanleiding gaven om het standpunt van de verweerder te weerleggen. De appellant had geen voldoende onderbouwing voor zijn claims, en de verklaringen van getuigen waren niet overtuigend genoeg. De Raad concludeerde dat de aanvraag voor het buitengewoon pensioen terecht was afgewezen, omdat niet voldaan was aan de basisvoorwaarden voor gelijkstelling met verzetsdeelnemers. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met H. Lagas als voorzitter, en de zaak werd ongegrond verklaard.