ECLI:NL:CRVB:2018:3522

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
12 november 2018
Zaaknummer
16/2546 WWB-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking na uitspraak in hoger beroep bestuursrecht

In deze zaak heeft verzoeker, na de uitspraak van de Raad op 30 oktober 2018, verzocht om wraking van de behandelend rechter, O.L.H.W.I. Korte. Het verzoek om wraking werd niet in behandeling genomen, omdat het verzoek is ingediend na de uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 november 2018 uitspraak gedaan in deze procedure. De gemachtigde van verzoeker had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 maart 2016, waarin het college van burgemeester en wethouders van Heerlen betrokken was. De Raad had op 3 juli 2017 een eerder wrakingsverzoek afgewezen. De behandeling van het hoger beroep was gepland voor 30 oktober 2018, maar de gemachtigde verzocht om uitstel vanwege medische klachten. Dit verzoek werd afgewezen, en de behandelend rechter deed op 30 oktober 2018 mondeling uitspraak. Na deze uitspraak heeft verzoeker om wraking verzocht, maar de wet staat geen wraking toe na een uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft daarom besloten het verzoek niet in behandeling te nemen, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek plaatsvond.

Uitspraak

16/2546 WWB-W
Datum uitspraak: 8 november 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
[naam gemachtigde] (gemachtigde) heeft namens verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 1 maart 2016, 14/3698, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Heerlen (college).
Op 3 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2407, heeft de Raad het verzoek tot wraking van O.L.H.W.I. Korte afgewezen.
Bij brief van 24 juli 2018 heeft de Raad aangekondigd dat de behandeling van het hoger beroep op de zitting van 30 oktober 2018 zou plaatsvinden. Bij brief van 25 september 2018 heeft de Raad partijen uitgenodigd voor de zitting op 30 oktober 2018 om 10:15 uur. Daarbij is verzoeker geïnformeerd dat O.L.H.W.I. Korte de behandelend rechter is.
Bij e-mail van 30 oktober 2018 heeft de gemachtigde verzocht om uitstel van de zitting omdat hij in verband met medische klachten niet in staat is op de zitting te verschijnen. De gemachtigde heeft toegelicht dat hij op 29 oktober 2018 heeft getracht dit uitstelverzoek te faxen, maar dat dit niet is gelukt mogelijk als gevolg van faxproblemen bij de Raad en een Vodafone-storing.
De behandelend rechter heeft het uitstelverzoek afgewezen. De bode heeft – nadat telefonisch contact met de gemachtigde niet mogelijk is gebleken – het antwoordapparaat van gemachtigde ingesproken en meegedeeld dat het verzoek om uitstel is afgewezen. Tevens is de gemachtigde verzocht telefonisch contact op te nemen met de Raad. Dit is niet gebeurd. Op 30 oktober 2018 om 16:30 uur heeft de behandelend rechter mondeling uitspraak gedaan op het hoger beroep van verzoeker.
Bij brief van 31 oktober 2018 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechter.

OVERWEGINGEN

1. In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Uit artikel 8:15 van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet worden gedaan voordat uitspraak is gedaan. Nadat uitspraak is gedaan, is de zaak immers niet langer bij de rechter of rechters in behandeling. De wet voorziet niet in de mogelijkheid van wraking nadat in een zaak uitspraak is gedaan.
3. Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wrakingsregeling bestuursrechtelijke colleges (Stcrt. 2013, 11425) bepaalt dat de wrakingskamer zonder zitting te houden kan beslissen een verzoek niet in behandeling te nemen indien het is ingediend nadat uitspraak is gedaan.
4. Nu vaststaat dat verzoeker na de uitspraak van de Raad van 30 oktober 2018 om wraking van de behandelend rechter heeft verzocht, wordt het verzoek niet in behandeling genomen. Dit brengt mee dat een inhoudelijke beoordeling van wat verzoeker in het kader van zijn verzoek om wraking heeft aangevoerd, achterwege blijft.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat het verzoek om wraking van O.L.H.W.I. Korte in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door B.J. van de Griend als voorzitter en E. Dijt en
J.P.A. Boersma als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2018.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P. Boer
JvC