ECLI:NL:CRVB:2018:3542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsverlening en de beoordeling van commerciële huurrelaties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante, een Bulgaarse vrouw die sinds 2007 in Nederland woont, had een aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet ingediend. De gemeente Eindhoven weigerde deze aanvraag, omdat zij van mening was dat appellante samenwoonde met een medebewoner, [X], en dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waaronder de huurovereenkomst tussen appellante en [X]. De Raad concludeerde dat, ondanks de commerciële huurprijs van € 300,- per maand, er geen sprake was van een zuiver commerciële relatie tussen appellante en [X]. De Raad baseerde deze conclusie op verschillende factoren, zoals de feitelijke naleving van de huurovereenkomst, de variabiliteit van huurbetalingen en de persoonlijke hulp die [X] aan appellante bood.
De Raad bevestigde dat de kostendelersnorm van toepassing was, omdat [X] als kosten delende medebewoner werd aangemerkt. De Raad oordeelde dat de gemeente terecht de bijstandsaanvraag had afgewezen en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de werkelijke relatie tussen huurders en medebewoners in het kader van de kostendelersnorm.