ECLI:NL:CRVB:2018:3574

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
14 november 2018
Zaaknummer
17/6592 WIV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag erkenning deelname verzet Wiv en buitengewoon pensioen

Op 8 november 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die verzocht om erkenning als deelnemer aan het verzet in de zin van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv) en om toekenning van een buitengewoon pensioen. De aanvraag was eerder afgewezen door de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat niet was aangetoond dat de appellant had deelgenomen aan het verzet tegen de Japanse bezetter. De Raad heeft vastgesteld dat de Stichting Pelita een rapport had opgesteld waarin werd geconcludeerd dat de appellant niet tot de deelnemers aan het verzet behoorde. De appellant stelde dat hij verzetsactiviteiten had verricht, maar de Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze activiteiten te bevestigen. De Raad benadrukte dat alleen de verklaring van de appellant niet voldoende was voor erkenning van verzetsdeelname. De uitspraak concludeerde dat het bestreden besluit in stand bleef en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

17.6592 WIV

Datum uitspraak: 8 november 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L.F. Portier, advocaat, beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 september 2017, kenmerk BZ011111556 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2018. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Portier. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1928, heeft in maart 2016 bij verweerder een aanvraag ingediend om te worden erkend als deelnemer aan het verzet in de zin van de Wiv en om toekenning als zodanig van een buitengewoon pensioen.
1.2.
Op grond van artikel 27 van de Wiv heeft de Stichting Pelita (Stichting) een rapport opgesteld over de omstandigheden waarop de aanvraag berust. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft de Stichting schriftelijk verklaard dat naar haar oordeel appellant niet heeft behoord tot de deelnemers aan het verzet in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wiv.
1.3.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 6 april 2017, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, op de grond dat niet is aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat appellant te [plaats] heeft deelgenomen aan het verzet tegen de Japanse bezetter. In dat verband, voor zover hier van belang, is overwogen dat niet duidelijk is geworden dat de door appellant bedoelde, onbekende Molukse man lid was van een verzetsgroep.
2. In beroep stelt appellant dat met wat bekend is over de Molukse verzetsactiviteiten op Celebes voldoende aannemelijk is dat hij verzetsactiviteiten heeft verricht als bedoeld in de Wiv.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling
3.1.
Op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wiv wordt voor zover hier van belang onder verzet verstaan: activiteiten welke na de capitulatie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, anders dan in militair verband, werden verricht met het oogmerk door daad & houding afbreuk te doen aan de militaire of ideologische doeleinden van de bezetter zonder dat daarbij persoonlijk gewin of andere persoonlijke motieven een rol speelden en welke een zekere mate van duurzaamheid of intensiteit inhielden en waaraan voor betrokkene een duidelijk risico verbonden was.
3.2.
Voor het aannemen van de verzetsactiviteiten is het nodig dat deze worden bevestigd met nadere gegevens. Alleen een verklaring van de aanvrager kan, hoe stellig en geloofwaardig ook, niet worden aangemerkt als voldoende onderbouwing (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:428). De vraag is dus of er, naast de eigen verklaring van appellant, voldoende andere gegevens zijn die ondersteuning bieden aan de door appellant gestelde deelname aan verzetsactiviteiten.
3.3.
Appellant stelt onder meer dat hij tot drie keer toe op verzoek van een Molukse man, die in het verzet zat, geprepareerde papaja’s naar [plaats] heeft gesmokkeld. Verder heeft hij een pakketje met onbekende inhoud vervoerd naar de haven van [plaats] en daarnaast heeft hij de van dokter [plaats] gekregen medicijnen aan de Molukse man geleverd in ruil voor alcohol.
3.4.
De Stichting heeft naast het relaas van appellant onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor een aanname van de gestelde activiteiten. De oudste zus van appellant is benaderd, maar zij kan uit eigen waarneming de gestelde verzetsactiviteiten van appellant niet bevestigen. Verweerder heeft daarnaast informatie opgevraagd bij de SAIP en Nefis en de relatiedossiers van de zusters van appellant geraadpleegd, maar dat onderzoek heeft evenmin geleid tot een bevestiging van de verzetsactiviteiten.
3.5.
Op grond van de beschikbare gegevens moet ook de Raad vaststellen dat, buiten de eigen verklaring van appellant, geen gegevens zijn verkregen waaruit naar voren komt dat appellant de gestelde activiteiten heeft ondernomen. Uit de beschikbare historische informatie komt wel naar voren dat op Celebes verzetsgroepen actief waren, zoals de verzetsgroep Gortmans. Appellant heeft echter uitdrukkelijk gesteld en dit ter zitting nog eens herhaald dat hij niet bij de groep Gortmans of een andere verzetsgroep betrokken is geweest. Verder is de identiteit van de Molukse man onbekend gebleven. Hij zou hebben behoord tot de groep van Molukkers die op Celebes zou zijn gedropt, maar van een dergelijke groep is geen informatie beschikbaar. Dat het relaas van appellant naadloos zou passen in wat historisch gezien bekend is over het Molukse verzet op Celebes kan niet leiden tot een erkenning als deelnemer aan het verzet. Daarvoor is een bevestiging van verzetsactiviteiten vereist, die in dit geval ontbreekt.
3.6.
Uit 3.5 volgt dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas als voorzitter en H. Benek en J.C.F. Talman als leden, in tegenwoordigheid van F. Demiroğlu als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2018.
(getekend) H. Lagas
(getekend) F. Demiroğlu
ew