ECLI:NL:CRVB:2018:3599
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- R.E. Bakker
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante met betrekking tot de WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin de mate van haar arbeidsongeschiktheid is vastgesteld. Appellante, die sinds 2009 arbeidsongeschikt is door gewrichtsontstekingen en psychische klachten, heeft in 2011 een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft de medische beoordeling van het Uwv, dat de arbeidsongeschiktheid van appellante op 40,08% heeft vastgesteld, getoetst. De Raad oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en dat de medische belastbaarheid van appellante op overtuigende wijze is gemotiveerd. De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de reumatische, darm- en psychische klachten op een deugdelijke manier zijn betrokken bij de beoordeling. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld, maar de Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat er geen aanleiding is om de medische beoordeling te herzien. De geselecteerde functies zijn niet in strijd met de belastbaarheid van appellante, en de kritiek op deze functies is afdoende weerlegd door de arbeidsdeskundige. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.