ECLI:NL:CRVB:2018:3630
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WGA-loonaanvullingsuitkering en de vraag naar excessief ziekteverzuim
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 november 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die in 2009 geopereerd is aan een meningeoom, heeft zich op 4 mei 2012 ziek gemeld na een epileptiforme aanval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar in 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar in 2015 vastgesteld dat de hoogte van de WGA-loonaanvullingsuitkering niet zou wijzigen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank de medische gegevens van Duitse artsen niet inhoudelijk heeft betrokken en dat haar ziekteverzuim als excessief moet worden aangemerkt. Het Uwv heeft de uitspraak van de rechtbank verdedigd. De Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van excessief ziekteverzuim. De Raad heeft daarbij verwezen naar eerdere rechtspraak en de medische gegevens die zijn ingediend. De Raad oordeelde dat het ziekteverzuim van appellante niet zodanig was dat van een werkgever in redelijkheid niet kan worden verlangd haar te werk te stellen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 november 2018.