1.5.Hangende beroep heeft het college de grondslag van het bestreden besluit in zoverre gewijzigd dat de proefplaatsing moet worden aangemerkt als een voorziening gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW. Doordat appellant op 27 juli 2016 zijn deelname aan de proefplaatsing voortijdig heeft beëindigd, is hij de verplichting gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet nagekomen. Op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, en artikel 18, vijfde lid, van de PW en artikel 8, vierde lid, in relatie met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van de Maatregelverordening, is aan appellant een maatregel van 100% voor de duur van één maand opgelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat de aan appellant aangeboden voorziening, te weten de proefplaatsing bij TDC, niet gelijk te stellen is met een proefplaatsing in de zin van artikel 10d, derde lid, van de PW, maar wel kan worden aangemerkt als een voorziening als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder k, van de Re-integratieverordening. Dit artikel vormt dan ook de wettelijke grondslag voor de proefplaatsing. Appellant is op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW verplicht gebruik te maken van dergelijke voorzieningen. Appellant heeft eenzijdig de werkzaamheden bij TDC beëindigd. Hij is die verplichting dus niet nagekomen. Op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, en artikel 18, vijfde lid, van de PW was het college gehouden de bijstand te verlagen. De verlaging van 100% gedurende één maand is in overeenstemming met de Maatregelverordening.
3. In hoger beroep heeft appellant zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1.Ingevolge artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW stelt de gemeenteraad bij verordening regels met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en artikel 10, eerste lid, van de PW.
4.1.2.In artikel 2.1, eerste lid, van de Re-integratieverordening is opgenomen dat het college onder andere personen die behoren tot de doelgroep, waartoe ingevolge artikel 1.2 ook uitkeringsgerechtigden behoren, kan begeleiden of laten begeleiden bij het zoeken naar en verwerven en behouden van arbeid. Het college kan hiertoe op eigen initiatief, op verzoek van een persoon uit deze doelgroep of van een (beoogde) werkgever van deze persoon, één of meer voorzieningen aanbieden. In het tweede lid, aanhef en onder k, van dit artikel is opgenomen dat als een voorziening kan worden aangemerkt: een proefplaats met het oog op het tot stand komen van een dienstverband, waaronder begrepen het bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten zoals bedoeld in artikel 10d, derde lid, van de PW met het oog op een reële vaststelling van de loonwaarde. In de toelichting bij artikel 2.1 van de Re-integratieverordening is onder meer opgenomen dat het tweede lid van dit artikel een aantal niet limitatief opgesomde voorzieningen bevat en dat de in het tweede lid genoemde interventies in ieder geval zijn aan te merken als re-integratievoorziening.
4.1.3.In artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW is, voor zover hier van belang, bepaald dat de belanghebbende verplicht is gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.1.4.Op grond van artikel 18, vierde lid, aanhef en onder h, van de PW verlaagt het college in ieder geval de bijstand overeenkomstig het vijfde, zesde, zevende of achtste lid ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de volgende verplichting: het gebruikmaken van door het college aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en mee te werken aan onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Op grond van artikel 18, vijfde lid, van de PW verlaagt het college, in het geval van het niet nakomen van een verplichting, zoals bedoeld in het vierde lid, de bijstand met 100% voor een bij de verordening vastgestelde periode van ten minste een maand en ten hoogste drie maanden.
4.1.5.Aan het vijfde lid van artikel 18 van de PW is uitvoering gegeven bij de Maatregelverordening. Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 8, vierde lid, van de Maatregelverordening wordt bij niet nakoming van artikel 18, vierde lid, PW een maatregel opgelegd van 100% voor de duur van één maand.