ECLI:NL:CRVB:2018:3961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D. Hardonk-Prins
- W.M. Swinkels
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 23 september 2014 ziek had gemeld, ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet en later ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Het Uwv had vastgesteld dat appellante met ingang van 23 oktober 2015 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat er een zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij de verzekeringsartsen de klachten van appellante zowel lichamelijk als psychisch hebben beoordeeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig was en dat de arbeidskundige grondslag van het besluit van het Uwv juist was. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar gezondheidstoestand was verslechterd en dat zij niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen. De Raad heeft echter geconcludeerd dat appellante geen nieuwe medische gegevens had ingebracht die tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen en bevestigd dat zij geschikt was voor de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.