ECLI:NL:CRVB:2018:4130

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
15/8331 WWB-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking AIO-aanvulling en medewerkingsverplichting bij Sociale Verzekeringsbank

Op 11 december 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op basis van het niet verstrekken van TC Kimliknummers. De Svb had de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 februari 2003 ingetrokken, omdat zij volgens de Svb hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door niet te melden dat zij onroerende zaken in Turkije bezaten. Dit besluit werd door de rechtbank ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak vernietigd.

De Raad oordeelde dat de Svb appellanten niet eerder dan op 2 mei 2018 had verzocht om hun TC Kimliknummers, en dat er in de periode daarvoor geen verzoeken om medewerking waren gedaan. Hierdoor kon er geen sprake zijn van schending van de medewerkingsverplichting vanaf 1 mei 2014. De Raad concludeerde dat het nader besluit van de Svb, dat de intrekking van de AIO-aanvulling met ingang van 1 mei 2014 handhaafde, op een onjuiste grondslag berustte. De Raad heeft de Svb opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen en heeft de Svb veroordeeld in de kosten van appellanten, inclusief het griffierecht.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de medewerkingsverplichting en de noodzaak voor de Svb om tijdig en correct informatie op te vragen bij appellanten. De beslissing is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de relevante wetgeving, waaronder de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

15.8331 WWB-PV, 18/4160 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 20 november 2015, 15/1351 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] en [appellante] , beiden te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 11 december 2018
Zitting hebben:
W.F. Claessens als voorzitter en J.T.H. Zimmerman en M. Schoneveld als leden.
Griffier: J.M.M. van Dalen
Namens appellanten is verschenen mr. R. Küçükünal, advocaat. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. van der Weerd.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 1 juni 2015;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 25 juli 2018 (nader besluit) gegrond;
- vernietigt het nader besluit voor zover de Svb daarbij de intrekking van de AIO-aanvulling
van appellanten met ingang van 1 mei 2014 heeft gehandhaafd;
- draagt de Svb op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen, voor zover het betreft de
intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 mei 2014, met
inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat tegen de door de Svb te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad
beroep kan worden ingesteld;
- veroordeelt de Svb in de kosten van appellanten tot een bedrag van € 2.004,-;
- bepaalt dat de Svb het door appellanten in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 168,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
De Svb heeft de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 februari 2003 ingetrokken (intrekkingsbesluit). Daaraan heeft de Svb, kort gezegd, ten grondslag gelegd dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet aan de Svb te melden dat zij onroerende zaken in Turkije bezitten. Voor de feitelijke grondslag van dit besluit heeft Svb gebruik gemaakt van de resultaten van een onderzoek dat het college van burgemeester en wethouders van Almelo in Turkije had laten verrichten. Het intrekkingsbesluit heeft de Svb gehandhaafd bij besluit van 1 juni 2015 (bestreden besluit). Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Hangende het tegen de aangevallen uitspraak ingestelde hoger beroep heeft de Raad aan de Svb gevraagd of de uitspraak van 12 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017;3161, de Svb aanleiding geeft tot een nadere standpuntbepaling. Daarop heeft de Svb het nader besluit genomen. Bij dit besluit, dat mede in de beoordeling wordt betrokken, heeft de Svb, voor zover van belang, de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van
1 mei 2014 gehandhaafd. De Svb heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellanten de op hen rustende medewerkingsverplichting hebben geschonden door geen gevolg te geven aan het verzoek van de Svb van 2 mei 2018 om hun TC Kimliknummers te verstrekken. Als gevolg daarvan kan het recht op AIO-aanvulling met ingang van 1 mei 2014 niet worden vastgesteld.
Gelet op het nader besluit moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond worden verklaard en dit besluit worden vernietigd. Over het nader besluit wordt het volgende overwogen.
Vaststaat dat de Svb appellanten niet eerder dan op 2 mei 2018 heeft verzocht om hun TC Kimliknummers te verstrekken. In de periode daarvoor heeft de Svb geen gegevens opgevraagd bij appellanten of hen anderszins om medewerking verzocht als bedoeld in
artikel 17, tweede lid, van de Participatiewet (PW). Van schending van de medewerkingsverplichting vanaf 1 mei 2014 kan daarom geen sprake zijn. Voorts is van belang de uitspraak van 26 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:805. Uit deze uitspraak blijkt namelijk dat artikel 54, derde lid, van de PW geen grondslag biedt voor intrekking wegens het niet verstrekken van de gevraagde TC Kimliknummers. Geen aanleiding bestaat om in deze zaak tot een ander oordeel te komen. De conclusie moet dan ook zijn dat het nader besluit, voor zover het betreft de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 mei 2014, op een onjuiste grondslag berust. Dit betekent dat het nader besluit in zoverre moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat de Svb ter zitting kenbaar heeft gemaakt een nader onderzoek te willen verrichten naar het recht op AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 mei 2014. Geen aanleiding bestaat voor toepassing van de zogeheten bestuurlijke lus. De Raad zal de Svb daarom opdracht geven om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen voor zover het betreft de intrekking van de AIO-aanvulling van appellanten met ingang van 1 mei 2014. Wel bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Voorts bestaat aanleiding om de Svb te veroordelen in de kosten die appellanten in beroep en hoger beroep hebben gemaakt voor verleende rechtsbijstand. Tevens dient de Svb het door appellanten in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) J.M.M. van Dalen (getekend) W.F. Claessens
md