ECLI:NL:CRVB:2018:4301
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en medische grondslag in WIA-zaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheid. Appellante, die als verpleegkundige werkte, meldde zich op 10 augustus 2011 ziek met lichamelijke en psychische klachten. Het Uwv had haar eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na herbeoordeling op basis van meldingen van verslechtering van haar gezondheid, werd haar arbeidsongeschiktheidspercentage verlaagd. Appellante betwistte deze verlaging en voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar klachten niet serieus waren genomen. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv altijd een herbeoordeling mag uitvoeren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling door het Uwv. De artsen hadden zorgvuldig onderzoek verricht en alle relevante informatie in hun beoordeling betrokken. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwden. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De uitspraak werd gedaan op 20 december 2018.