ECLI:NL:CRVB:2018:506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M. Hillen
- A. Stehouwer
- P.W. van Straalen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van bijstandsverlening en de verplichting tot het verstrekken van juiste informatie over woonadres
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de intrekking van zijn bijstandsuitkering werd bevestigd. Appellant ontving sinds 7 januari 2005 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en gaf aan te wonen op een specifiek adres. Echter, naar aanleiding van een anonieme melding dat hij zwart werkte en slechts tijdelijk op het uitkeringsadres verbleef, heeft de sociale recherche van de gemeente Schiedam een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant niet op het uitkeringsadres woonde, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstandsuitkering en een terugvordering van eerder verstrekte bijstand.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden in deze zaak zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelt dat de verplichting van appellant om juiste en volledige informatie te verstrekken over zijn woonadres essentieel is voor de vaststelling van zijn recht op bijstand. De Raad verwijst naar eerdere rechtspraak die stelt dat extreem laag water- en energieverbruik kan duiden op het ontbreken van een feitelijk hoofdverblijf op het opgegeven adres. In dit geval was appellant afgesloten van gas, water en licht, wat deze vooronderstelling bevestigt. Appellant heeft niet overtuigend aangetoond dat hij wel degelijk op het uitkeringsadres woonde, ondanks zijn verklaringen en de getuigenissen van buurtbewoners.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gedaan op 20 februari 2018.