Uitspraak
16.4295 WIA
OVERWEGINGEN
9 november 2011 uitviel met lichamelijke en psychische klachten. Hij heeft op
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, die op 20 mei 2016 het beroep van appellant ongegrond had verklaard. Appellant, die als service monteur werkte, had op 9 november 2011 zijn werk neergelegd vanwege lichamelijke en psychische klachten. Hij verzocht op 28 augustus 2013 om een WIA-uitkering, maar het Uwv weigerde deze op basis van een medisch onderzoek dat concludeerde dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er sprake was van een ongelijke procespositie, omdat het Uwv niet had ingegaan op de door hem ingebrachte medische informatie.
De Raad beoordeelde de zaak aan de hand van drie stappen: de zorgvuldigheid van de besluitvorming, de equality of arms, en de inhoudelijke beoordeling. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen. De Raad concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de FML van 13 oktober 2014, die de beperkingen van appellant vastlegde. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv niet te weinig beperkingen had opgenomen en dat appellant in staat was de geselecteerde functies te vervullen. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.