ECLI:NL:CRVB:2019:1083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een glaszetter na bedrijfsongeval en medische herbeoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, een glaszetter, was arbeidsongeschikt geraakt na een bedrijfsongeval in 2007 en had sindsdien te maken met diverse medische klachten. Na een herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) werd zijn arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 45,12%, wat leidde tot een vervolguitkering. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat appellant niet kon aantonen dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig waren opgesteld.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de medische beoordeling onjuist was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn pijnklachten. Hij verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige, maar de Raad oordeelde dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms. De Raad bevestigde dat het medische onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende zorgvuldig was en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de voorgehouden functies medisch geschikt waren voor appellant, en het hoger beroep werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door de verzekeringsartsen en de noodzaak voor appellanten om hun claims te onderbouwen met objectieve medische gegevens. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.