ECLI:NL:CRVB:2019:1109

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
29 maart 2019
Zaaknummer
17-6591 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van verzwegen inkomsten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de herziening en terugvordering van bijstand van een betrokkene, die in juni 2015 verzwegen inkomsten zou hebben gehad. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg, als appellant, had de bijstand herzien en € 80,48 teruggevorderd op basis van gegevens van de Belastingdienst, Suwinet en een loonstrook. De rechtbank had eerder het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, omdat de betrokkene had aangetoond dat de gegevens onjuist waren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het college terecht had mogen uitgaan van de gegevens van de Belastingdienst en de loonstrook, ondanks enkele onvolkomenheden. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan aan zijn onderzoeksplicht had voldaan, omdat de gegevens uit Suwinet en de loonstrook consistent waren met elkaar. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de herziening en terugvordering van de bijstand.

Uitspraak

17.6591 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 september 2017, 17/590 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 12 maart 2019
Zitting heeft: J.N.A. Bootsma als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: E. Stumpel.
Ter zitting is namens appellant verschenen [naam]. Namens betrokkene is verschenen mr. J.P. van Roestel.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • vernietigt de aangevallen uitspraak, behalve voor zover het de veroordeling in de proceskosten en de vergoeding van het griffierecht betreft;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit (15 december 2016) ongegrond.
Dit betekent dat terecht de bijstand van betrokkene over de maand juni 2015 is herzien en € 80,48 van hem is teruggevorderd.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft de bijstand over de maand juni 2015 herzien en teruggevorderd, omdat uit gegevens van de Belastingdienst (via Suwinet) en uit de loonstrook van de werkgever bleek dat betrokkene over die maand inkomsten had die hij niet heeft opgegeven.
De rechtbank heeft, voor zover van belang, het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit (25 augustus 2016) herroepen. De rechtbank heeft gewezen op de vaste rechtspraak, dat in beginsel mag worden uitgegaan van de juistheid van de gegevens van Suwinet (uitspraak van 24 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:637), maar is van oordeel dat appellant daar van had moeten afwijken, omdat betrokkene heeft aangetoond dat deze gegevens onjuist zijn. Zijn adresgegevens en die van de werkgever staan niet goed op de loonstrook en er staan twee salarisadministrateurs op. Uit de bankafschriften blijkt niet dat de werkgever salaris aan hem heeft overgemaakt en in een procedure van iemand anders was ook de betrouwbaarheid van een loonstrook van dezelfde werkgever in geschil. Appellant had daarom nader onderzoek moeten doen naar de werkgever.
De Raad verwijst naar zijn uitspraak van 29 januari 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:BZ0234) dat het bestuursorgaan aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan als van de Belastingdienst verkregen informatie over inkomsten wordt bevestigd door de werkgever. Ondanks enkele onvolkomenheden op de loonstrook heeft appellant ook in de zaak van betrokkene aan zijn onderzoeksplicht voldaan en mocht hij uitgaan van de gegevens van Suwinet en de loonstrook.
Het loon dat op de salarisstrook staat, de vakantietoeslag, de gewerkte uren, de naam van betrokkene en zijn BSN-nummer zijn hetzelfde als in Suwinet. Alleen is niet te zien op welke dagen de uren zijn gewerkt. Op de loonstrook staat één salarisadministrateur, de andere naam is van de gebruikte salarissoftware. Deze software geeft als ‘default’ de postcode [postcode] als die niet is ingevuld. Dit verklaart de verkeerde postcode van de werkgever op de loonstrook. De kennelijke verschrijving in het adres van betrokkene (dubbel L in plaats van één L) is geen reden voor nader onderzoek. Appellant heeft dus met de gegevens uit Suwinet en de loonstrook aannemelijk gemaakt dat betrokkene in de maand juni 2015 werkzaamheden heeft verricht en daaruit inkomsten heeft genoten. Dat in de overgelegde bankafschriften geen inkomsten staan, bewijst niet dat betrokkene ze niet heeft gekregen. Hij kan die inkomsten op een andere bankrekening, een ander moment of op een andere manier hebben ontvangen.
Tot slot merkt de Raad nog op dat de rechtbank het beroep van de andere persoon over de betrouwbaarheid van een loonstrook van dezelfde werkgever bij uitspraak van 8 juni 2017 (ECLI:NL:RBZWB:2017:3487) ongegrond heeft verklaard en dat daartegen geen hoger beroep is ingesteld.
Het hoger beroep slaagt.
Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) E. Stumpel (getekend) J.N.A. Bootsma

IJ