ECLI:NL:CRVB:2019:1144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- E. Dijt
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de noodzaak van klinische observatie voor WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, die zich op 12 december 2013 ziek meldde met psychische klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had echter zijn aanvraag afgewezen omdat hij niet had meegewerkt aan een klinische observatie die noodzakelijk werd geacht voor de beoordeling van zijn recht op uitkering. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het Uwv in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat een klinische observatie met overnachting noodzakelijk was. De appellant had aangevoerd dat hij niet kon overnachten in de kliniek vanwege angst voor opsluiting, maar de Raad oordeelt dat deze grond onvoldoende onderbouwd is. De medische informatie die de appellant aanvoert, biedt geen steun voor zijn standpunt. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht de aanspraken op een uitkering buiten aanmerking heeft gelaten, omdat de appellant niet heeft meegewerkt aan het noodzakelijke onderzoek.
De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan medisch onderzoek in het kader van de Wet WIA en de rol van het Uwv in het beoordelen van de noodzaak van dergelijke onderzoeken. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellant af.