ECLI:NL:CRVB:2019:1186

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
16/7174 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van Wajong-uitkering op basis van medische belastbaarheid en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, geboren in 1983, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010). De aanvraag werd afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de conclusie dat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische gegevens en de belastbaarheid van appellante. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellante, ondanks haar chronische beperkingen door benigne gegeneraliseerde hypermobiliteit, in staat was om de geselecteerde functies te vervullen en meer dan 75% van het maatmaninkomen te verdienen.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en oordeelde dat appellante niet voldeed aan de criteria voor een Wajong-uitkering, zoals vastgelegd in de wet. De overwegingen van de rechtbank werden onderschreven, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 april 2019.

Uitspraak

16.7174 WAJONG

Datum uitspraak: 4 april 2019
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 oktober 2016, 15/4682 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J.E.M. Edelmann, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2019. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Edelmann. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
M.J.H. Maas.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, geboren [in] 1983, heeft een op 3 oktober 2014 door het Uwv ontvangen aanvraag om ondersteuning bij werk en inkomen op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) ingediend. Daarbij heeft zij onder meer een brief van de behandelend reumatoloog overgelegd. Op 26 november 2014 heeft appellante het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 november 2014. Een arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies geselecteerd. Bij besluit van 16 december 2014 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen omdat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
1.2.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 15 juni 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat, gelet op de datum van ontvangst van de aanvraag, appellante alleen in aanmerking kan komen voor een Wajong‑uitkering als zij als jonggehandicapte ten tijde van haar aanvraag volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank heeft het onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig geacht en hun conclusie onderschreven. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat deze artsen de informatie van de behandelend reumatoloog bij hun beoordeling hebben betrokken en zijn uitgegaan van de door hem gestelde diagnose benigne gegeneraliseerde hypermobiliteit. Er zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende beperkingen aangenomen en er is voldoende gemotiveerd waarom geen aanleiding bestaat voor een urenbeperking. De verzekeringsartsen hebben op basis van de informatie van de reumatoloog ook in voldoende mate gemotiveerd dat het juist in het belang van het welbevinden en de klachten is dat appellante in beweging blijft. De rechtbank heeft overwogen er voldoende van overtuigd te zijn dat de belastbaarheid van appellante in de geselecteerde functies niet wordt overschreden.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep staande gehouden dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Zij heeft, onder verwijzing naar wat zij in beroep naar voren heeft gebracht, herhaald dat zij op het moment van het indienen van de aanvraag al veel hulp nodig had voor de gewone dagelijkse aangelegenheden. Herstel van haar aandoening behoort niet tot de mogelijkheden en de prognose is niet goed. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante een brief van 25 oktober 2017 van haar behandelend reumatoloog overgelegd.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 6 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2994, wordt vooropgesteld dat appellante alleen dan in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering als zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010.
4.2.
Op grond van artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010 is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid niet meer te verdienen dan 20% van het maatmaninkomen. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie en het blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Op grond van het derde lid wordt onder een medisch stabiele of verslechterende situatie mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.3.
Zoals in de onder 4.1 genoemde uitspraak van 6 september 2017 is overwogen, moet onder een situatie van het blijvend ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie worden verstaan dat de betrokkene niet tot het verrichten van betaalde arbeid in staat is, nu niet en in de toekomst niet, ook niet na of met behulp van ondersteuning of in de vorm van beschut werk.
4.4.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het bestreden besluit op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de medische grondslag voldoende is gemotiveerd. De overwegingen die de rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd, worden onderschreven. Daaraan wordt het volgende toegevoegd.
4.5.
Niet ter discussie staat dat appellante ten gevolge van benigne gegeneraliseerde hypermobiliteit chronische beperkingen heeft voor het verrichten van arbeid. Er zijn ook in de in hoger beroep ingebrachte medische informatie geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat het Uwv in de FML van 26 november 2014 onvoldoende rekening heeft gehouden met deze beperkingen, voor zover die objectief medisch zijn vast te stellen. Door het Uwv is meegewogen dat met name lang achter elkaar zitten voor appellante problemen kan opleveren, zoals de reumatoloog in de bij de aanvraag overgelegde brief te kennen heeft gegeven. Appellante is mede daarom aangewezen geacht op fysiek lichte werkzaamheden waarbij zitten voldoende met lopen en staan wordt afgewisseld. In de brief van 25 oktober 2017 van de behandelend reumatoloog is verder niet bevestigd wat appellante hem heeft voorgehouden, namelijk dat als zij overdag niet gaat liggen, haar klachten verergeren en dit zou leiden tot permanente schade. Het Uwv heeft in de inhoud van deze brief terecht geen aanleiding gezien om alsnog een urenbeperking of een bijstelling van de FML van 25 oktober 2017 op andere onderdelen aangewezen te achten.
4.6.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellante vastgestelde belastbaarheid is voldoende onderbouwd dat appellante in staat is per beoordelingsdatum de voor haar geselecteerde functies te vervullen, waarmee zij meer dan 75% van het maatmaninkomen kan verdienen. De rechtbank wordt daarom gevolgd in het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd aan appellante een uitkering op grond van de Wajong 2010 toe te kennen.
5. De overwegingen in 4.2 tot en met 4.6 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter, in tegenwoordigheid van
O.V. Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2019.
(getekend) D. Hardonk-Prins
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

VC