ECLI:NL:CRVB:2019:119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die werkzaam was als meewerkend shiftleader. Appellant was uitgevallen door lichamelijke en psychische klachten en had een aanvraag ingediend voor een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Het Uwv had vastgesteld dat appellant vanaf 23 april 2010 recht had op een uitkering, met een arbeidsongeschiktheid van 43%. Na verschillende herbeoordelingen en besluiten, waaronder een vaststelling van 45-55% arbeidsongeschiktheid, heeft appellant in hoger beroep aangevoerd dat zijn beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat de door het Uwv geselecteerde functies niet geschikt waren.
De Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de beschikbare medische gegevens geen aanleiding geven om te twijfelen aan de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde beperkingen. Appellant heeft zijn stellingen niet met medische stukken onderbouwd. De Raad heeft ook de verklaring van de behandelend longarts van appellant in overweging genomen, waaruit blijkt dat de diagnose COPD niet kan worden gesteld. De Raad heeft geen reden gezien om een deskundigenonderzoek te initiëren en heeft de geschiktheid van de voorbeeldfuncties bevestigd.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.