ECLI:NL:CRVB:2019:1205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijzondere bijstand voor verhuiskosten en eerste maand huur; beroep op vertrouwensbeginsel slaagt niet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die sinds 19 april 2010 bijstand ontvangt, had bijzondere bijstand aangevraagd voor verhuiskosten en de eerste maand huur in verband met een verhuizing. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, omdat de kosten volgens hen voorzienbaar waren en appellant hiervoor had moeten reserveren. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die hem verhinderden om te reserveren voor de verhuizing, zoals schulden en hoge medische kosten. De Raad oordeelde echter dat de kosten van de verhuizing tot de algemene kosten van bestaan behoren en dat appellant had kunnen reserveren, gezien de tijdelijke aard van zijn eerdere woonruimte. De Raad bevestigde dat de aan appellant verstrekte bijstand toereikend was om in zijn levensonderhoud te voorzien en om te reserveren voor de verhuizing.
Daarnaast heeft appellant een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat de klantmanager hem de verwachting had gewekt dat zijn aanvraag zou worden goedgekeurd. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van uitdrukkelijke toezeggingen van het college die bij appellant gerechtvaardigde verwachtingen hadden gewekt. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.