ECLI:NL:CRVB:2019:1521
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en toetsing aan het beginsel van equality of arms
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ZW-uitkering van appellant. Appellant, die zich op 20 januari 2014 ziek meldde met psychische klachten, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv om zijn ziekengeld per 14 augustus 2015 te beëindigen. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant stelde dat de medische beoordeling door het Uwv niet juist was en dat er sprake was van wapenongelijkheid, omdat hij niet in staat was om zelf een deskundige in te schakelen. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunt te onderbouwen met medische gegevens. De Raad bevestigde dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellant werd afgewezen.