ECLI:NL:CRVB:2019:1929
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- E. Dijt
- R.B. Kleiss
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor functie assistent consultatiebureau
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van een betrokkene die wegens rugklachten en fibromyalgie niet meer in staat werd geacht haar eerdere werkzaamheden te verrichten. De betrokkene had in 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, die later werd omgezet in een WGA-vervolguitkering. Het Uwv beëindigde de uitkering in 2015, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De betrokkene voerde aan dat de functie van assistent consultatiebureau niet geschikt was vanwege de belasting op het gebied van tillen, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd dat de betrokkene in staat was tot het verrichten van deze functie.
In hoger beroep heeft het Uwv betoogd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de motivering van de signalering op beoordelingspunt 4.14 (Tillen) een ontoelaatbare relativering van de belastbaarheid van de betrokkene inhoudt. De Raad heeft vastgesteld dat de functie van assistent consultatiebureau, ondanks eerdere beoordelingen, nu wel geschikt kan zijn, mits de belasting goed wordt gemotiveerd. De Raad concludeert dat het Uwv voldoende heeft aangetoond dat de betrokkene in staat is tot het verrichten van de werkzaamheden in deze functie, zonder dat de beperking van de betrokkene op een ontoelaatbare wijze is gerelativeerd. De eerdere uitspraken van de rechtbank zijn vernietigd en het beroep van de betrokkene is ongegrond verklaard.