ECLI:NL:CRVB:2019:1931
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.S. van der Kolk
- R.B. Kleiss
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en toetsing aan equality of arms
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die een WIA-uitkering had aangevraagd. De appellante, die eerder als schoonmaakster en inpakster had gewerkt, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank Overijssel had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Raad heeft in zijn beoordeling de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv bevestigd. De verzekeringsarts had het dossier bestudeerd, de appellante onderzocht en eerdere rapporten betrokken bij zijn beoordeling. De Raad oordeelde dat er geen schending was van het beginsel van equality of arms, omdat appellante voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunt te onderbouwen met medische stukken. De Raad concludeerde dat de medische beoordeling van het Uwv juist was en dat de appellante, uitgaande van de vastgestelde belastbaarheid, geschikt was voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de rol van medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid.