ECLI:NL:CRVB:2019:2038

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
17/6607 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en herziening van bijstand op basis van kasstortingen en bijschrijvingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en herziening van bijstand aan appellante, die in de maanden december 2013 tot en met februari 2014 en januari 2015 contante kasstortingen en bijschrijvingen op haar bankrekeningen heeft ontvangen, zonder deze te melden bij het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel. Het college heeft deze bedragen aangemerkt als inkomen en heeft de bijstand van appellante verlaagd, met een terugvordering van € 11.309,71 als gevolg.

De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat appellante in de betreffende maanden diverse contante kasstortingen en bijschrijvingen heeft ontvangen. De rechtbank oordeelde dat deze bedragen als in aanmerking komende middelen moeten worden beschouwd en dat appellante geen melding heeft gemaakt van deze inkomsten. Appellante voerde in hoger beroep aan dat zij altijd de intentie heeft gehad om aan haar inlichtingenverplichting te voldoen en dat de financiële consequenties onvoldoende zijn onderzocht. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gronden van appellante in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd en dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden is ingegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de intrekking, herziening en terugvordering van de bijstand van appellante in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in de uitspraak zijn vermeld.

Uitspraak

17.6607 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 augustus 2017, 17/652 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (college)
Datum uitspraak: 11 juni 2019
Zitting heeft: G.M.G. Hink als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: J. Tuit
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2019. Partijen, waarvan het college met bericht, zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Op 26 juli 2016, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 15 december 2016 (bestreden besluit), heeft het college een besluit genomen over intrekking, herziening en terugvordering van de aan appellante verleende bijstand. Bij het bestreden besluit heeft het college de intrekking van de bijstand gehandhaafd over de maanden december 2013 tot en met februari 2014 en de maand januari 2015 en de herziening gehandhaafd over de maanden mei, september en oktober 2013 en de maanden maart 2014 tot en met december 2014. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante in die maanden diverse contante kasstortingen en bijschrijvingen heeft ontvangen op haar bankrekeningen, variërend van € 150,- tot € 5.050,- per maand, en dat appellante daarvan geen melding heeft gemaakt bij het college. Het college heeft de bedragen van de contante kasstortingen en bijschrijvingen aangemerkt als inkomen van appellante en deze bedragen in mindering gebracht op de bijstand. Het college heeft het bedrag van de terugvordering vastgesteld op € 11.309,71.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet in geschil is dat appellante in de in geding zijnde maanden verschillende contante kasstortingen en bijschrijvingen, zoals vermeld in het rapport van 22 juli 2016, op haar bankrekeningen heeft ontvangen. De rechtbank heeft onder verwijzing naar vaste rechtspraak, 14 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1013 en 17 maart 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:818, geoordeeld dat de contante kasstortingen en bijschrijvingen als in aanmerking komende middelen moeten worden beschouwd en moeten worden aangemerkt als inkomsten die op de bijstand van appellante in mindering moeten worden gebracht. Vaststaat dat appellante geen melding heeft gemaakt van deze contante kasstortingen en bijschrijvingen. De stelling dat appellante altijd de intentie heeft gehad om aan haar inlichtingenverplichting te voldoen, doet hier, wat daar ook van zij, niet aan af, omdat appellante als gevolg hiervan te veel bijstand heeft ontvangen en het college was gehouden de bijstand te herzien dan wel in te trekken. In wat appellante heeft aangevoerd zijn geen dringende redenen gelegen om van terugvordering af te zien.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij altijd de intentie heeft gehad aan de inlichtingenverplichting te voldoen, dat zij de bedragen welke zij van haar ex-partner ontving daadwerkelijk heeft terugbetaald, maar dat dit contant is gebeurd en zij niet beschikt over bewijsmiddelen van de leningen en dat de financiële consequenties voor haar onvoldoende zijn onderzocht.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat zij in beroep tegen de intrekking, herziening en terugvordering heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden in gegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de daaraan in de aangevallen uitspraak ten grondslag gelegde overwegingen.
Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de intrekking, herziening en terugvordering van de bijstand van appellante in stand blijft.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) J. Tuit (getekend) G.M.G. Hink