ECLI:NL:CRVB:2019:2045
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voorbereidingsperiode voor zelfstandig ondernemerschap op basis van onvoldoende onderbouwd advies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die sinds 1 juni 2017 een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, had een aanvraag ingediend om gebruik te maken van een voorbereidingsperiode voor het starten van een eigen bedrijf. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg had deze aanvraag afgewezen op basis van een negatief advies van J&C Advies. Appellante betwistte de zorgvuldigheid van dit advies en stelde dat haar ideeën voor het bedrijf niet goed waren beoordeeld.
De Raad heeft vastgesteld dat het college het advies van J&C op zorgvuldige wijze heeft verkregen en dat de ideeën van appellante ten tijde van de aanvraag niet concreet genoeg waren om in aanmerking te komen voor de voorbereidingsperiode. De Raad heeft daarbij verwezen naar relevante wet- en regelgeving, waaronder de IOAW en het Bbz 2004, en benadrukt dat alleen kansrijke kandidaten voor de voorbereidingsperiode in aanmerking komen. De Raad concludeert dat het college in redelijkheid de aanvraag heeft kunnen afwijzen en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van een goed onderbouwd advies en de noodzaak voor een concreet en levensvatbaar bedrijfsplan bij aanvragen voor een voorbereidingsperiode.