ECLI:NL:CRVB:2019:2147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.T. Willemsen, had een aanvraag om dubbele kinderbijslag ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) op 15 augustus 2016. De Svb kende de dubbele kinderbijslag toe met ingang van het derde kwartaal van 2016, maar verklaarde het bezwaar tegen dit besluit ongegrond, omdat volgens artikel 14 van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) de kinderbijslag niet eerder kan ingaan dan op de eerste dag van het kwartaal waarin de aanvraag is ontvangen. De rechtbank bevestigde dit oordeel en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen grond was om artikel 14 van de AKW toe te passen zoals dit voor de wetswijziging per 1 januari 2016 gold. Hij stelde dat de aanvraag betrekking had op de periode vóór deze datum en dat de oude wetgeving van toepassing zou moeten zijn, aangezien hij pas in 2016 op de hoogte was geraakt van de regeling. De Centrale Raad van Beroep heeft echter het oordeel van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.